Geen onschuldigen vast!

Oorzaak van het bloedvlekje

Het minuscule vlekje #10 achterop de sierkraag van de blouse van de weduwe Wittenberg is door het NFI toegeschreven aan het bloed van Ernest Louwes. Nu zijn biologische contactsporen niet per definitie delictgerelateerd, zoals het NFI ook steeds in haar stukken stelt. Als ergens van u bij voorbeeld een vingerafdruk wordt gevonden dan betekent dit dat u op die plaats aanwezig bent geweest of dat u het betreffende voorwerp in de hand heeft gehouden. Het zegt niets over het hoe en wanneer deze vingerafdruk er terecht is gekomen. Zo is het ook met deze sporen.

Ing. Eikelenboom’s beschrijving (NFI) van de vindplaats van dit vlekje is aan de binnenkant van de buitenste kraag en onwillekeurig is dan toch de eerste reactie “hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat daar een bloedspatje terecht komt?”. Daarop heeft Eikelenboom echter ook het antwoord klaar: “tijdens de verwurging ”. Louwes heeft haar van achteren gewurgd en daarbij en passant ook nog even aan de voorkant vrijwel alle ribben van de weduwe in twee keurige verticale rijen links en rechts van het borstbeen gebroken. Onze eigen reconstructie heeft laten zien dat de dader van de moord de weduwe van voren heeft gewurgd en met zijn onderbenen en zijn lichaamsgewicht de ribben heeft gebroken en dat Ing. Eikelenboom onzin heeft lopen te verkopen. Daarbij is inmiddels ook aangetoond dat de dader hoogstwaarschijnlijk handschoenen aan heeft gehad.

Om echter de delictgerelateerdheid van het bloedvlekje volledig en “beyond reasonable doubt” te bewijzen heeft Ing. Eikelenboom zijn geheimste wapen in stelling gebracht: “de keukentafel”!

Hij deed testen met grote druppels citraat bloed die vlekken van 15 bij 15 mm deden ontstaan, terwijl het gevonden vlekje 4 bij 2 mm groot is, een 30 keer zo klein oppervlakte. De test werd op onoordeelkundige wijze uitgevoerd op een keukentafel en stof van de blouse, die aan die tafel met plakband was vastgeplakt. Dat was de reden dat de grote druppels bloed de stof verzadigde en liet vastplakken aan de generfde keukentafel.  Op deze manier wist hij op die manier het gerechtshof te overtuigen dat de stof een onvoorspelbaar vlekverspreidend karakter had, terwijl op de blouse zelf een aantal keurige ronde bloeddruppels zijn te herkennen.
Zijn misleiding was in dit geval tweevoudig; allereerst stelde hij dat hierdoor kon worden aangetoond dat een druppel bloed een veel grotere vlek zou hebben achtergelaten en dat een vrij vallende druppel bovendien een onregelmatig vlekje zou hebben achtergelaten. De conclusie was keihard: Het vlekje was klein maar doorgedrukt naar de onderlaag en moest dus wel door rechtstreeks contact tot stand zijn gebracht! Een voor Louwes fataal oordeel, mede op basis waarvan hij tot twaalf jaar cel is veroordeeld.

Burgers hebben zich proefondervindelijk gericht op de wijze waarop vlekje #10 in werkelijkheid tot stand moet zijn gekomen: Iedere vorm van bloedoverdracht heeft zo zijn eigen kenmerken: bepalend zijn daarbij ondermeer de druk die op de stof wordt aangebracht. De druk waarmee het bloed in de stof geperst wordt, de hoeveelheid bloed die wordt overgebracht, de viscositeit van het bloed (verdund of niet) etc etc. Het bijzondere aan vlekje #10 is dat het minieme vlekje is doorgedrukt aan de andere kant van de dubbelgelaagde kraag.
Juist om het bijzondere karakter van dit vlekje is het een groot gemis dat het NFI geen testen heeft uitgevoerd om te zien hoe dit vlekje kan worden gereproduceerd.
 
Dit gemis is door burgers geprobeerd op te vangen. Het lukte in eerste instantie niet om het vlekje te reproduceren, behalve middels een laboratorium opstelling waarbij een puntig in bloed gedrenkt voorwerp met kracht op de stof werd geslagen. Pogingen om de vlek te reproduceren volgens de theorie van Ing. Eikelenboom, middels kleine verwondingen, mislukten omdat de vlek werd uitgesmeerd en niet als doordruk verscheen. Hoe dan ook was de tegendruk van een harde ondergrond een voorwaarde om iets van een vergelijkbaar vlekje te kunnen reproduceren.

Pas toen er werd geëxperimenteerd met microdruppels, in een poging een nies na te bootsen, kregen we wel een resultaat dat lijkt op datgene wat er op de blouse is gevonden. De opstelling was simpel. Middels het aanslaan van een met citraatbloed gevulde injectiespuit werd een fijne groep kleine druppeltjes gecreëerd die zich verspreidden over de dubbel gelaagde proefstof.

Het resultaat zijn een aantal vlekjes waarvan er diversen qua vorm en formaat exact overeenkomen met vlekje 10# achter op de sierkraag van de blouse van de weduwe. Blijkbaar is het bepalende mechanisme achter het ontstaan van dergelijke microvlekjes, dat de hoeveelheid bloed in een klein microdruppeltje van de juiste inhoud geconcentreerd moet zitten, zoals dit bij voorbeeld het geval kan zijn bij een niesbui van een persoon met sterk geïrriteerd en teer slijmvlies, waarbij een druppeltje bloed mee naar buiten wordt geniest.

Wat nu echter overblijft is de vraag: “maar hoe komt zo’n druppeltje nu een hemelsnaam “aan de binnenkant van de buitenste kraag”?

Het antwoord is simpel. De buitenste kraag is niets meer dan een sierkraag die naar benedenvallend wordt gedragen, zoals op de tekening is te zien. Dit soort sierkraag is kenmerkend voor een chique blouse zoals die normaalgesproken bijvoorbeeld onder een net mantelpakje wordt gedragen. Het vest en de broek die de weduwe op de avond van de moord aan had waren feitelijk te “casual” voor een dergelijke blouse en doen vermoeden dat ze eerder die dag een nettere combinatie heeft gedragen.

Wat onmiddellijk duidelijk wordt is dat de plaats van het druppeltje achter op de sierkraag volledig open een bloot heeft gelegen voor iemand die achter haar aan heeft gelopen.

Een keer niezen, terwijl Louwes achter de weduwe aanliep bij binnenkomst of vertrek zou dus afdoende verklaring hebben geboden om een klein vlekje zoals spoor #10 te produceren. Dat geldt trouwens ook voor een tweede nog kleiner vlekje dat zich volgens het NFI aan de buitenkant van de opstaande kraag bevindt direct om de hals van het slachtoffer. Net als vlekje #10 is dit vlekje niet uitgeveegd, en omdat het nog kleiner is dan vlekje #10 is het schijnbaar ook niet doorgedrukt op de onderlaag. De combinatie van deze twee vlekjes vormen een nog steviger bewijs dat de origine van die vlekjes van het niezen afkomstig is.

En wederom is de wijze waarop dit vlekje bij het proces in Den Bosch is behandeld een bewijs van hoe er vanuit een eindconclusie is teruggeredeneerd. Louwes was de dader en alle vondsten moesten in die eindconclusie gepast worden, hoe onlogisch dat soms ook was.

Terug naar basispagina