Geen onschuldigen vast!

Oriënterend vooronderzoek was een doofpotoperatie

....................................................................................................................................................... ........................................................................................................

Het OM meldde in een persbericht dat er een ervaren team op gezet werd. Aan het team is het complete dossier overgedragen dat in de jaren ervoor door burgers was verzameld. Daarnaast werd de opdracht gegeven aan het FSS om een contra-expertise uit te voeren op de bevindingen van het NFI in 2003/2004 bij het proces van Den Bosch.

Begin april werd de opdracht van het onderzoek uitgebreid. Er zouden mensen gehoord worden en nieuw forensisch onderzoek zou worden uitgevoerd. Op 13 juni 2006 kwamen de resulaten naar buiten via een persbericht. Het rapport werd geheim gehouden en kwam alleen ter beschikking van de advocaat van Ernest Louwes.

Twee maanden later kwam het rapport via Ernest Louwes toch ter beschikking om een en ander inhoudelijk aandachtig te bekijken en daaruit was duidelijk vast te stellen dat ook bij dit onderzoek naar het eindresultaat was toegewerkt.......................................................................................................................................................................

1. Tussen februari en mei 2006 zijn er diverse belangrijke getuigen aan het onderzoeksteam gemeld. Dat was nog ruim voor 8 mei 2006 toen diverse personen werden verhoord. Maar de nieuwe getuigen zijn niet gehoord......................................................................................................................................................................

2. Op voor Louwes belastende punten staan er in het persbericht (het enige dat openbaar is gemaakt) een aantal harde conclusies. Als je echter het rapport leest en de bijlagen dan blijkt dat totaal niet aan te sluiten. In het persbericht staat: "Het NFI karakteriseert een aantal contactsporen gelet op de grote hoeveelheid daarin aangetroffen DNA-materiaal als greepsporen. Dergelijke sporen passen bij een intensief en delictgerelateerd contact." In het raport staat op pagina 33 echter dat het NFI een greepspoor waarschijnlijker vindt dan een aanraakspoor. En in de bijlage staat dat het niet vast te stellen is of de gevonden DNA afkomstig is van huidcontact of speeksel. Toen journalisten vroegen naar de grote discrepantie tussen het persbericht en het rapport van het NFI werd gesteld dat dit "redactionele vrijheid" was.

3. De vijf DNA sporen die Prof. de Knijff in de 20 sporen van het NFI uit 2004 gevonden heeft, werd in het persbericht als extra belastend omschreven voor Ernest Louwes. Maar als je het NFI rapport uit 2004 kent en het vonnis dan is dit klinkklare nonsens. Het ging er niet om dat er DNA contactsporen van Louwes zijn gevonden, om tot het vonnis van Den Bosch te komen. Maar het ging er om waar die sporen WEL en NIET waren gevonden. Omdat de sporen in de buurt waren van vlekken die als make-up vlekken werden omschreven ging het NFI ervan uit dat dit tijdens de moord was gebeurd. Van het gezicht van de weduwe zouden de make-up sporen tijdens het delict op de blouse terecht gekomen zijn. En omdat daar ook DNA van Louwes was gevonden zou het er tegelijk op terecht gekomen zijn. Zo had Ing. Eikelenboom drie controlesporen genomen, waar juist omdat er NIETS gevonden was, de plekken waar WEL gevonden was zo veel betekende. En in een van deze controlesporen heeft Prof. De Knijff WEL DNA gevonden. En daarmee wordt dus juist de bewering van Ing. Eikelenboom uit 2004 ondergraven dat door de plekken waar het DNA wel en niet was af te leiden is dat het DNA er tijdens de moord opgekomen zou zijn. In het persbericht had moeten staan dat door de 5 nieuwe DNA sporen die van Louwes gevonden waren, aangaven dat de kans juist groter was geworden dat die sporen niet delictgerelateerd waren.

4. In het arrest van Den Bosch staat dat de make-up sporen delictgerelateerd zijn. In de bijlage van het orienterend vooronderzoek staat dat het NFI heeft vastgesteld dat diverse bloed- en makeup vlekken niet op het Plaats Delict aanwezig waren, maar er later op gekomen zijn (een dag later bij de sectie blijken ze wel op de blouse te zitten). Dit is een zeer belangrijke vondst omdat deze het vonnis van Den Bosch sterk ondergraaft. Maar wat zien we in het orienterend vooronderzoek. Deze bevinding van het NFI komt niet in het rapport van het orienterend vooronderzoek te staan. En er zijn na mei 2006 nog wel aanvullende onderzoeken gestart in opdracht van het onderzoeksteam, maar niet het verdere onderzoek naar de make-up vlekken. Juist omdat er al meerdere vlekken op de blouse zijn gekomen, nadat de wedwue dood is aangetroffen is het heel goed mogelijk dat bij het uitkleden van de weduwe (en haar blouse is minstens twee keer opengemaakt) de vlekken die als "greepsporen" worden beschreven erop gekomen zijn.

.................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................ .................................

6. Goed onderzoek op de stille getuigen had ook geleerd dat de kans groot was dat de dader handschoenen droeg. En in dat geval zou de veroordeling van Den Bosch helemaal onzin zijn, want die was gebaseerd op het feit dat de handen van de moordenaar Louwes huidcellen hebben achtergelaten op de blouse. Maar het NFI is geen CSI die probeert aan de hand van stille getuigen de moord op te lossen. Maar die specifieke vragen van het OM beantwoordt en vaak niet eens op een professionele wijze.

.....................................................................................................................................................................

8. Twee NFI medewerkers (Kloosterman en Eikelenboom) hebben bij de Schiedammer Parkmoord voor het Hof verborgen gehouden hoezeer zij twijfelden aan het daderschap van Kees B. hebben bij de Deventer Moordzaak. Zij vertelden juist hoe onbelangrijk de DNA bevindingen waren voor het oordeel over het daderschap, om zo de lijn van het OM te ondersteunen. Bij de Deventer Moordzaak deden ze precies het tegendeel, wederom om het OM te ondersteunen. In dit stuk wordt dit uiteengezet.

Er zijn nog diverse andere voorbeelden waaruit op te maken is dat het orienterend vooronderzoek niet gericht was op waarheidsvinding, maar vooral op het toedekken van de fouten in het verleden.

Terug naar basispagina