Geen onschuldigen vast!

Wat er over is van het rapport van het NFI

Op 22-1-2004 bracht Ing. R. Eikelenboom een rapport uit over de gevonden sporen op de blouse van de weduwe. Dit rapport en de toelichting van Ing. Eikelenboom op 26-1-2004 bij het hof te Den Bosch is de basis geweest van het arrest van Den Bosch waardoor Louwes weer de gevangenis in moest.

Het rapport van Ing. Eikelenboom bespreekt zeven bevindingen op basis waarvan een conclusie wordt getrokken. Er worden twee hypothesen neergezet. Hetzij de sporen zijn erop gekomen tijdens het bezoek van Louwes in de ochtend aan de weduwe of tijdens de moord. En dan wordt er letterlijk aan het eind gesteld: De hypothese dat de sporen er tijdens de moord op gekomen zijn wordt door de bevindingen meer ondersteund dan de hypothese dat het DNA via het zakelijk contact in de ochtend is overgedragen. Ten aanzien van deze zeven argumenten is sinds januari 2004 veel meer bekend geworden. Deels door het oriënterend vooronderzoek in 2006 en deels door onderzoek van betrokken en deskundige burgers.

In dit rapport staat het volledig overzicht. Samengevat de belangrijkste punten:

In het rapport staat als derde punt: Het aantreffen van een lichtrode substantie met daarin celmateriaal van een mannelijk individu op locaties waar het slachtoffer strangulatiesporen en ribbreuken heeft opgelopen. Dat zijn plaatsen waar de dader contact heeft gehad met het slachtoffer.

De reconstructie die van de moord is opgesteld geeft aan dat de ribbreuken niet zijn ontstaan door vasthouden met handen en met de druk van de armen, maar door het lichaamsgewicht en de onderkant van de benen toen de dader op de weduwe sprong toen zij op de grond lag. Dus op deze plaats is er geen contact met huidcellen van de dader geweest, terwijl de dader ook handschoenen gedragen heeft.

In het rapport staat als vierde punt: De afwezigheid van vreemd celmateriaal in controlemateriaal. Dit ondersteunt de hypothese dat het celmateriaal van het mannelijke individu gelijktijdig is overgedragen met de lichtrode substantie. Indien het celmateriaal van het mannelijke individu eerder op de blouse aanwezig is geweest dan zou men dit ook op andere plaatsen buiten de lichtrode substantie verwachten.

In 2006 heeft Prof de Knijff in 5 sporen van het NFI uit 2004 wel DNA aangetroffen. En dat betreft ook in het controlemateriaal! Deze vondst alleen al ondergraaft de hele onderbouwing van het rapport van Ing. Eikelenboom en dus ook het vonnis van Den Bosch.

In het rapport staat als zevende punt: In het DNA mengprofiel van het monster 20 zijn de piekoppervlakten van de mannelijke donor hoger dan van de vrouwelijke donor. Hieruit kan worden afgeleid dat het mannelijke individu hier meer celmateriaal heeft achtergelaten dan de vrouwelijke donor. Gezien de grote hoeveelheden DNA van het slachtoffer op zowel de binnenzijde als op de buitenzijde van de blouse moet de mannelijke donor zoveel celmateriaal hebben achtergelaten dat het op deze locatie het celmateriaal van de vrouw overheerst. Dat past niet bij de hypothese dat de donor van het mannelijke celmateriaal het slachtoffer slechts een hand heeft gegeven of met haar heeft gesproken.

Allereerst zijn er ook diverse sporen van het NFI in 2004 waar geen of weinig DNA zit van het slachtoffer. Dat houdt dus al in dat de hoeveelheid DNA van de weduwe op de verschillende plekken van de blouse zeer varieert. Maar nog belangrijker is het feit dat de hoeveelheid DNA relatief veel is als dit monster 20 huidcellen betreft. Maar als het een speekselspoor betreft dan is het eerder aan de lage kant. Hoewel Ing. Eikelenboom in zijn rapport er min of meer van uitgaat dat het huidcellen zijn is dat niet op onderzoek gebaseerd. ER IS GEEN TEST WAARDOOR AANGETOOND KAN WORDEN OF HET HUIDCELLEN BETREFT OF DNA. Dat staat ook letterlijk vermeld in het rapport van het NFI uit 2006 in het oriënterend vooronderzoek. Alleen een speekseldruppeltje van 2 millimeter grootte kan al verantwoordelijk zijn voor het DNA dat van Louwes op de verschillende plekken is gevonden.

En dan komen we tot de essentie van de wijze van redeneren van Ing. Eikelenboom en die zo kenmerken is voor de hele wijze van redenatie bij deze moord: Eikelenboom redeneert: De sporen op de blouse moeten van de moord afkomstig zijn, dus betreffen het huidcellen en geen speekselcellen. De rechters redeneren: omdat het huidcellen zijn, zijn de sporen afkomstig van de moord en is Louwes dus de moordenaar.

En als het NFI gewoon goed onderzoek op de blouse had gedaan dan zouden ze hebben vastgesteld dat de kans groot is dat de dader HANDSCHOENEN aan had. En in dat geval kunnen de sporen helemaal niet van huidcellen afkomstig zijn!

Een complete cirkelredenering dus. Want als Eikelenboom had gesteld, de cellen zijn van speeksel afkomstig, dan had de rechter moeten zeggen, dat er een net zo grote kans is dat de sporen afkomstig waren van het bezoek in de ochtend als afkomstig van de moord. En Eikelenboom weet gewoon niet of het huidcellen of speekselcellen zijn. Het is precies dezelfde manier van redeneren als bij de geurproef. We weten niet of het mes het moordwapen is. We weten niet of Louwes de moordenaar is. De speurhond verbindt het mes aan Louwes. Dus dan weten we ineens zowel dat het mes het moordwapen is en Louwes de moordenaar. En dat is hetzelfde als de beroemde Baron von Munchhausen deed. Jezelf aan je haren uit het moeras trekken.

Terug naar basispagina